Pedagogisch project

Jouw kinderen, onze eerste zorg

* Een gepast klimaat.
Omdat we eerst de basisvoorwaarden willen vervullen om leren mogelijk te maken, scheppen we op school een klimaat van veiligheid, geborgenheid, waardering, respect en liefde. Pas dan dagen we de kinderen uit om te leren.

* Verscheidenheid: een rijkdom.
Doordat elke mens uniek is en onze school openstaat voor alle meisjes en jongens, welke ook hun afkomst, geloof of overtuiging moge zijn, hebben we een boeiende verscheidenheid aan leerlingen op onze school.  Gezien we alle kinderen gelijk waarderen is er geen ruimte voor discriminatie en worden aan alle kinderen gelijke kansen geboden.  
In plaats van ons af te schermen tegen bepaalde levensopvattingen kiezen we ervoor om de verschillen in visies aan te wenden opdat onze kinderen zich in een brede maatschappelijke context zouden kunnen ontwikkelen.  We bieden daarom ook aan kinderen alle kansen om zich, binnen hun cursus niet-confessionele zedenleer of godsdienst, maximaal te ontplooien. 

* Zorg voor elk kind.
Aangezien niet iedereen precies dezelfde interesses heeft, even snel leert of even ver kan gaan in een bepaalde leerstof, bieden we de leerlingen de mogelijkheid om via verschillende differentiatie- en individualisatietechnieken zich op hun niveau te ontwikkelen.
Zorg betekent ook dat er veel aandacht voor welbevinden en betrokkenheid is. Gelukkige kinderen die betrokken zijn bij hetgeen ze leren.

* Sportman (of vrouw), artiest en wetenschapper zijn.
Om iedereen op zoveel mogelijk terreinen zijn eigen talenten te laten ontwikkelen, hechten we veel belang aan een harmonische vorming.  Naast de uitgebreide verstandelijke vorming, krijgen ook de lichamelijke, muzische, sociale, affectieve en ethische vorming ruime aandacht. Zo trachten we ook in deze leergebieden de kinderen op creatieve wijze hun talenten te laten ontdekken en volop te ontplooien.
Door deze harmonische persoonlijkheidsontwikkeling willen we kinderen tevens laten proeven van gezonde ontspanning en de weg wijzen naar zinvolle vrijetijdsbesteding.

Leren in dialoog met de werkelijkheid

* De realiteit: een uitdaging.
Bij het ontdekken van onze leefwereld, komt de ons omringende werkelijkheid als een geheel op ons af, en niet in vakjes. Daarom kiezen we ook voor thematisch kleuteronderwijs en zoveel als mogelijk in het lager onderwijs. Een horizontale samenhang over de verschillende leergebieden heen.

Vooral in de leefwereld van het kind vinden we thema's om te behandelen. Voor onze kleinsten is dat hun onmiddellijke nabijheid. Bij de oudere kinderen zoeken we de thema's in de steeds ruimer wordende leefwereld en komen ook actuele thema's regelmatig aan bod. 
Naast deze onderwerpen schakelen we in het geheel ook zogenaamde "scharnierthema's" in.  Ze behoren niet direct tot de kinderen hun leefwereld, maar zijn toch noodzakelijk voor een evenwichtige vorming en een verruiming van de levenssfeer.  

Het is slechts in de mate dat men kan bezig zijn met de omgeving, de anderen en zichzelf dat men zichzelf kan ontdekken.  Daarom besteden we ook aandacht aan thema's, waarin mensen zelf het onderwerp van 'studie'vormen.  Zo besteden we ook aandacht aan onderwerpen als: Ik heb een  rotdag, ik ben bang, ik droom van ...
Sommige thema’s kunnen uitgroeien tot een klasoverstijgend project.

* Iedereen zijn eigen kijk.
Wij benaderen de wereld rondom ons subjectief, vanuit onze eigen persoon treden we in een wederzijdse relatie met onze omgeving.  We staan open voor impulsen uit die omgeving en ontvangen zo impressies. 

Vooral de kleinsten leren vanuit hun eigen, egocentrische kijk op de wereld. Dat brengt met zich mee dat we thema's aanvatten vanuit het standpunt van kinderen: subjectief, dikwijls gevoelsgeladen, empatisch. Ons leren is in de eerste plaats een "instappen in", en pas later een "afstand nemen van".
Dit doel impliceert ook dat kinderen met verschillende levensopvattingen en geloof respectvol en in goede verstandhouding met mekaar kunnen samenleven.

* Al doende leren.
Kinderen leren in de eerste plaats handelend.  Dat betekent niet enkel kijken naar, luisteren naar, praten over, maar ook: meten, vergelijken, gieten, bouwen, zoeken, spelen, experimenteren, testen, e.d. meer.
Daarom willen wij in ons didactisch proces graag "tijd verliezen, om hem later terug te winnen", en realiseren we binnen elk leergebied, de mogelijkheden tot actief en interactief leren.


De didactische uitstappen zijn niet vrijblijvend, maar maken deel uit van een leerproces. Er wordt ook ruimte gemaakt voor extra-murosactiviteiten.

Leren over media kan je slechts integreren als je ook met moderne media kunt omgaan.  Vandaar het belang dat we hechten aan het werken met een computer, een cd-speler, iPad, camera…

* Naar de zone van de naaste ontwikkeling.
Belangrijk is dat we uit onze relatie met de werkelijkheid en onze ervaringen leren.  Dat doen we door te reflecteren op onze handelingen, door afstand te nemen van onze eigen ervaringen. Expressie van het inzicht, de techniek, de kunst, is hier heel belangrijk.  

* Greep hebben op je wereld.
Bedoeling van het hierboven beschreven leren, is dat het kind zich beter kan actualiseren in steeds nieuwe contexten, om enerzijds zijn omgeving aan te pakken en anderzijds als persoon te kunnen groeien. Kinderen krijgen daarom de kans om hun verworven kennis en inzichten toe te passen in erg gevarieerde, doch systematisch opgebouwde opdrachten, opdat de leerling zo zelfstandig mogelijk het geleerde kan aanwenden. 

Daarnaast stimuleren we de kinderen ook om, waar het gewenst is, over te gaan tot echte acties, zodat ze aanvoelen dat ook zij reeds impact kunnen hebben op hun omgeving, dat zij kunnen zin geven aan hun nog jonge leven, dat zij een heel klein stukje geschiedenis kunnen maken. 

* Sociaal en emotioneel vaardig zijn. 
Leren kunnen we ons niet inbeelden zonder andere mensen.  Want andere mensen, waaronder vrienden, ouders, leerkrachten, monitoren ... helpen ons juist de werkelijkheid en ook onszelf te ontdekken.  Gelukkig leven kunnen we ons al evenmin voorstellen zonder anderen om ons heen, want het is slechts in de mate dat we openstaan voor anderen en iets voor mekaar betekenen, dat we groeien naar momenten van geluk. 

Het sociaal leren willen we daarom op een drietal terreinen aanpakken.
Eerst leren kinderen omgaan met andere mensen in hun omgeving.  Reeds van meet af aan leren de kleinsten met andere kinderen te spelen, speelgoed te delen, aandacht schenken aan een ander, een ander te waarderen zoals hij is, zich houden aan afspraken en zo meer.
Leren samenwerken is een volgende opdracht.  Daartoe organiseren we reeds van bij de kleuters geregeld groepswerk, in allerlei vormen. Kleineren werken gedurende een korte periode samen aan een concrete opdracht. Groteren bepalen bijvoorbeeld tijdens een project zelf in grote mate waaraan ze zullen werken, ze verdelen zelf hun taken, leren hun verantwoordelijkheid op te nemen, houden rekening met de talenten en de tekorten van anderen en richten zich spontaan op een degelijk resultaat.
Een tweede luik van onze sociale opvoeding betreft het leren over anderen.  De klas is geen weerspiegeling van alle mensen op de wereld.  Daarom is het nodig dat we ook sociale thema's geregeld aan de orde laten komen.  Ook binnen deze thema's pogen we ons betrokken op te stellen om een gelijkwaardige menselijke relatie op te kunnen bouwen tussen de anderen en onszelf.  Op die manier kunnen kinderen de relativiteit van hun eigen levenswijze en ideeën inzien, en echt open staan voor hetgeen leeft bij andere mensen en volken. Zo wordt de financiële adoptie een onderdeel van een culturele uitwisseling die er toe moet bijdragen dat onze kinderen wereldburgers worden.
Tenslotte vinden we als school ook feesten belangrijk.

  En ook dit vinden we de moeite waard om aan onze kinderen te leren.  Naar aanleiding van een leerkrachtendag, een afscheid, een verjaardag, een verwelkoming, ... viert men op school verschillende soorten feesten; soms klassikaal, soms met de hele school samen.  Elk feest wordt grondig voorbereid en stijlvol en zinvol gevierd, om de feestelijke stemming expliciet te kunnen beleven.

Doelbewust evalueren

Om kinderen bewust te laten leren en om hun kritisch bewustzijn t.o.v. zichzelf te stimuleren is het nodig dat we samen met hen hun handelen onder de loep nemen, om nadien dit handelend optreden verder te ontwikkelen.  
Bijvoorbeeld is het belangrijk dat men het taalgebruik beschouwt, om later beter te kunnen communiceren in verschillende situaties.  Deze reflectie is vooral een procesevaluatie
, gericht op het eigen handelen.  Diezelfde vorm van evaluatie gebruiken we niet enkel op het verstandelijk vlak, maar ook om het sociaal, het motorisch of het muzisch optreden te ontwikkelen.  Kinderen kunnen bijvoorbeeld hun optreden tijdens een groepswerk beoordelen, bij het zwemmen enkele beenslagen vergelijken, een voorgedragen gedicht waarderen op zijn expressie, een opgenomen gelezen tekst taxeren op zijn technische juistheid of een zelfreflectie maken over eigen gedrag met de hoop dat de leerling zijn gedrag kan bijsturen. Deze zelfevaluatie komt ook voor in onze rapportering en de kindgesprekken.

In de kleuterklassen blijven verdere vormen van evaluatie eerder beperkt tot het bijhouden van een observatiesysteem, om aan de hand daarvan tijdig problemen te ontdekken. Enkel in de derde kleuterklas worden de leerlingen uitgebreider getest op leerrijpheid.

Naast de informele en continue procesevaluatie, meten de leerkrachten van het lager onderwijs ook het leerproduct van hun kinderen met een zorgvuldig opgestelde toets of een productevaluatie.

Na elke belangrijke leerfase wordt nagegaan tot op welk niveau de kinderen de vooropgestelde lesdoelen bereikten. Op die manier kunnen leerkrachten waar nodig hun verdere lessen bijsturen, aan de kinderen tijdig remediëringsoefeningen geven of verwijzen naar de extra zorgondersteuning.

Omdat we d.m.v. een toets de leervorderingen in een bepaald leerstofonderdeel testen en niet de leerling zelf, wordt het onderwerp van deze toetsen steeds precies vermeld op het rapport, en worden de resultaten gedateerd en zaakgericht weergegeven. 

Deze evaluatiefase wordt duidelijk gescheiden van de instructie- en oefenmomenten.  Zo wordt het spontaan en creatief leren van kinderen niet geremd, en zullen we faalangstige kinderen minder ontmoedigen.

De rapportcijfers worden enkel individueel gewaardeerd. Ze worden dus niet gebruikt om leerlingen onderling te vergelijken, maar enkel om de persoonlijke evolutie van de leerprestaties vast te stellen. Uiteraard vormt het rapport dikwijls de aanleiding tot overleg tussen ouders en leerkracht.  Hiervoor staan de leerkrachten steeds ter beschikking.

Om de doorstroming efficiënt te laten verlopen hebben leerkrachten nood aan een min of meer objectief en algemeen beeld van de parate kennis van de leerlingen.  Daarom worden de leerlingen op belangrijke momenten, bijvoorbeeld op het einde van een schooljaar, getest op hun schoolse kennis en kunde. De uitslag van deze testen wordt cijfermatig meegegeven in de vorm van een specifiek rapport.  Dit rapport vormt de basis voor het gesprek tijdens het oudercontact.

Een duurzame samenwerking

Kinderen krijgen naast de opleiding en vorming die ze vooral op school genieten, hun opvoeding in de eerste plaats thuis. Nochtans is het belangrijk dat de opvoeding van thuis hand in hand gaat met de opvoeding, vorming en opleiding op school. 

Daarom nodigen we ouders enkele malen per jaar uit om met leerkrachten een gesprek te houden rond de leefsituatie thuis, op school en de leervorderingen van hun kind. Maar even belangrijk zijn de informele contacten met ouders.  Dank zij het rechtstreekse en spontane karakter ervan maken zij een snelle bijsturing mogelijk, vermijden dikwijls misverstanden en verneemt de school wat leeft bij haar ouders.  Tenslotte kunnen ouders ook om een huisbezoek vragen, indien ze een uitgebreider gesprek met de klasleerkracht of directie wensen.

Ouders kunnen aan de schoolontwikkeling ook hun steentje bijdragen door lid te worden van een werkgroep van de ouderkring (E) of het oudercomité (V).


Om de leerlingen actief te betrekken in het dagelijks leven van de gemeente, nemen we ook deel aan initiatieven van verschillende verenigingen of personen, of gaan we een samenwerking aan met verenigingen (Landelijke Gilde, Cultuurraad, ...) in zoverre deze initiatieven bijdragen tot een positieve persoonlijkheidsontwikkeling van onze kinderen, en ze niet al te vaak beslag leggen op het gewone curriculum.

De school wil tenslotte ook haar accommodatie ter beschikking stellen van het plaatselijk verenigingsleven, op voorwaarde dat het dagelijks schoolleven hierdoor niet gehinderd wordt.  Omdat onze kinderen recht hebben op een eigen ‘thuisplekje’ op school worden klaslokalen niet aan derden ter beschikking gesteld.